De invloed van omgevingsfactoren op het gedrag van kinderen

Te veel kinderen krijgen een diagnose en groeien op met het idee dat ze afwijken, meent associate lector Jeugd Bert Wienen bij Hogeschool Windesheim. Met zijn onderzoek wil hij laten zien dat juist ook context belangrijk is in de ontwikkeling van een kind. Hierover gaat hij in gesprek met CCE-coördinator en projectleider onderwijs Karin Janssen. Voor haar geeft Bert Wienens onderzoek meer inzicht in de contextfactoren die meespelen bij ernstige gedragsproblemen. 

Functioneert een kind niet goed op school, dan wordt er al gauw gezocht naar een oorzaak. Liefst bij het kind zelf, in plaats van in de context. CCE ziet echter gedragsproblemen als het resultaat van de interactie tussen een kind en zijn omgeving of context. Ook als het aan Bert Wienen ligt gaan we veel breder kijken: “Ik vind het heel erg dat we kinderen massaal vertellen dat ze ziek zijn of iets niet goed zit tussen de oren, terwijl er nog zoveel andere mogelijkheden en hypothesen zijn.” In 2019 rondde hij zijn promotieonderzoek af naar de invloed van contextfactoren op hoe een leerkracht naar een leerling kijkt en het ‘label’ dat een kind vervolgens krijgt.

De invloed van normen

Goed om in kaart te brengen dus, de context, maar wat wordt er precies mee bedoeld? Bert Wienen wil als wetenschapper de term niet helemaal afbakenen, maar geeft aan dat contextfactoren eigenlijk ‘alles direct na het kind’ is. “Ik zeg op scholen vaak: je moet proberen achter het kind te kijken en naar wat er tussen jou en het kind zit.” Een contextfactor is bijvoorbeeld de sfeer in de klas, maar ook minder directe invloeden, zoals de normen die een school of onze maatschappij stelt.

Die normen zijn vaak niet eens zo bewust, maar hebben grote invloed, meent Bert Wienen: “Alleen al met de keuze van een rekenmethode bepaal je hoe lang je als kind op je stoel moet kunnen zitten, hoe snel je taken moet afronden en dus ook welke kinderen uit zullen vallen.” De context wordt ook bepaald door de normen die ouders hebben, de opvoedingsidealen van deze tijd. “Tegenwoordig vinden we dat een kind optimaal moet presteren en leggen we de lat heel hoog”, vindt Bert.

“Je kan het vergelijken met paardenbloemen en orchideeën. De meesten van ons zijn paardenbloemen, die groeien altijd en overal”, legt Bert Wienen uit. “Er zijn ook orchideeën, deze vragen om een heel precieze context wat betreft vocht, licht en grond. Maar om nou al die orchideeën die niet goed bloeien ziek te noemen, dat gaat wel een beetje ver.”

"Een contextfactor is bijvoorbeeld de sfeer in de klas, maar ook minder directe invloeden, zoals de normen die een school of onze maatschappij stelt."

‘Ontschuldigen’

CCE-coördinator Karin Janssen valt het op dat juist waar het moeilijk en spannend wordt, er de neiging is om steeds verder in te zoomen op het kind. “De brede context raakt in zo’n situatie vaak uit het oog verloren.” Dat is wanneer CCE in beeld komt. “Wij zien vaak dat niet het kind vastloopt, maar een situatie vastloopt. Wat Bert Wienen heeft onderzocht past helemaal in onze aanpak van Breed, Meervoudig en Specifiek kijken. Juist door weer uit te zoomen en verschillende contextfactoren mee te nemen kun je als het ware een puzzel leggen rondom een individueel kind.”

Waarom bestaat dan toch die neiging tot inzoomen? Wienen heeft daar wel begrip voor. “Op het moment dat de diagnose is gesteld bij een kind valt de schuldvraag weg. Niemand doet iets verkeerd, het is de schuld van de ziekte. Ouders en leraren kunnen dan weer samen door een deur.”

Het belang van de groep

Vervolgens komen er plannen om het optimale uit het kind te halen, maar dat zet leraren weer voor een volgend probleem. “Als je dat voor ieder kind doet is het voor de leraar niet meer te doen. Dan heeft hij bij wijze van spreken twaalf kinderen met behandelplannen in de klas.” Geen wonder dat sommige leraren in een negatieve spiraal terechtkomen. Uit Wienens onderzoek blijkt dat als een leraar te maken heeft met een of twee lastige kinderen, dat hij dan de hele klas als lastig bestempelt. “De context die we met z’n allen gemaakt hebben voor leraren is bijna niet meer te doen. Het is een hell of a job op dit moment.”

Ook Karin Janssen ziet gebeuren dat leraren overvraagd worden. “In de context van de zorg of het gezin is er veel meer aandacht en ruimte voor het individu en kun je je makkelijker aanpassen aan wat het kind van je vraagt.” Onderwijs is echter veel meer ingestoken vanuit het ‘groepsdenken’. “Het belang van de groep staat voorop en dat maakt het ingewikkeld om al die individuen op maat te bedienen.”

Meer dan presteren alleen

Het lastige van hoe het onderwijs is ingericht, is dat je er vaak alleen voor staat. Als je niet uit de voeten kan met een leerling, dan wordt dit al snel geproblematiseerd. Karin Janssen: “Ik heb vaak het gevoel dat mensen in het onderwijs denken: ik moet op elke vraag een antwoord hebben. Dat kan in je vak zo zijn, maar in je interactie met mensen misschien niet. Een sfeer waarin het oké is om iets niet te weten of gewoon nog niet te kunnen zou heel helpend zijn.”

Daarnaast zien we volgens Bert Wienen over het hoofd dat onderwijs voor veel meer staat dan alleen feitjes overbrengen. “Het gaat over elkaar elke dag zien, je vrienden ontmoeten, in de relatie zijn met anderen, betekenis geven.” Praten over CITO-scores is eigenlijk heel ondankbaar voor leraren, denkt hij. “Als leraren vertellen over wat ze bereikt hebben, gaat het altijd over andere dingen. Leerlingen die op school tot bloei kwamen of een jongetje uit een probleemgezin die toch een prachtige spreekbeurt gaf. Dat vind je in de cijfers nergens terug.”

"Juist door uit te zoomen en verschillende contextfactoren mee te nemen kun je als het ware een puzzel leggen rondom een individueel kind."

Verantwoordelijkheden spreiden

Omdat contextfactoren complex zijn, is er geen one-size-fits-all oplossing. Wanneer je vraagt aan scholen wat ze nodig hebben, dan is dat antwoord in elke situatie anders, merkt Bert Wienen. “Sommige scholen vragen om meer expertise, anderen om kleinere klassen en de volgende om handjes, zodat ze meer één op één kunnen oefenen met de leerlingen.”

Wanneer Karin Janssen vanuit CCE meedenkt met een school, dan onderzoekt ze contextfactoren die bij meerdere kinderen op een school spelen. “De oplossing is niet per se dat er een volwassene naast het kind moet gaan zitten, maar kan bijvoorbeeld zijn dat een kind een meer ondersteunende context krijgt aangeboden. Zoals een aangepast tempo of ander lesaanbod.”

Daarnaast helpt het als scholen problemen erkennen, steun bieden en de verantwoordelijkheid spreiden, zodat docenten er niet alleen voor staan. Karin: “Daarom zet je niet maar een persoon voor een grote groep, maar zorg je dat je met twee of drie leerkrachten verantwoordelijk bent. Betrek een intern begeleider of orthopedagoog én zoek de dialoog en samenwerking met de ouders.” Ook andere mensen op school kunnen een rol spelen om te zorgen dat kinderen gezien worden. “Iedereen in de school kan bijdragen. De conciërge is bijvoorbeeld een superbelangrijk persoon, of bijvoorbeeld iemand van de administratie die de ziekmeldingen bijhoudt. Die kunnen ook even kletsen of informeren als ze een leerling voorbij zien lopen.”

Weerstand en leren

Niet dat alles dan van een leien dakje zal gaan. Er zullen altijd kinderen zijn die buiten de boot vallen, daar zijn beiden het over eens. Tegelijkertijd hoeft het niet altijd maar goed te gaan met kinderen. “We leven in een maatschappij waarin we denken dat het leven een groot feest is”, betoogt Bert Wienen. “Maar in werkelijkheid horen slechte cijfers bij het leven en zegt dat nog niets over je brein en of je ziek bent. We moeten leerlingen, maar misschien ook ouders leren verdragen dat er ingewikkelde periodes in het leven zijn, die helemaal niet leuk zijn.”

Zonder weerstand geen vooruitgang, bevestigt Karin Janssen: “Je hebt een level van stress nodig om een volgende stap in je ontwikkeling te kunnen maken.” Bovendien kan het ook erg jammer zijn om iedereen te normaliseren. “We vergeten wel eens dat er zoveel kwaliteiten zitten bij mensen die zich niet als gemiddeld gedragen”, voegt Karin toe. “De creatievelingen, de cabaretiers, die tonen al aan hoe belangrijk het is om uitzonderingen te maken op de gemiddelden. Niet hoeven te voldoen aan een norm en meedoen naar vermogen, ik wil dat heel graag naar voren brengen in mijn werk. De mogelijkheden bekijken in plaats van alleen de onmogelijkheden zien.”

School als voorbeeld

Als het aan Bert Wienen ligt is inclusief onderwijs een mooi beginpunt om de hele samenleving inclusiever te maken. “Ik hoorde over een personeelsmanager die moest zorgen dat mensen met afstand tot de arbeidsmarkt zich thuis voelden bij zijn bedrijf. Maar hij vertelde dat hij die mensen helemaal niet kende. Toen hij op de basisschool zat werden deze met busjes weggestuurd en ook in zijn eigen bubbel had hij ze niet. Hoe kan hij dan zorgen voor een beter personeelsbeleid?”

Op school kunnen kinderen leren hoe ze om kunnen gaan met anderen en leren van elkaars verschillen. “Hoe kinderen met al hun veerkracht omgaan met een beperking, dat is echt fantastisch, daar kunnen heel veel mensen enorm veel van leren. Die leerervaringen onthouden we al die kinderen. Het is echt bizar.” Hij ziet dat er al plekken zijn in Nederland die meer inclusief zijn en merkt dat leraren dit graag willen, maar het is nog zeker geen algemeen goed. Toch is Bert Wienen optimistisch: “Ik ben er hoopvol over, ik denk dat we veel kunnen bereiken met stapjes op verschillende plekken. Het is hoe dan ook te veel waard om te laten liggen.”

Tekst: Chantal van der Leest

Bert Wienen

Bert Wienen is associate lector Jeugd aan de Hogeschool Windesheim. In 2019 promoveerde hij met zijn proefschrift Inclusive Education: from individual to context. Hij werkte zelf als psycholoog en onderwijskundige in de jeugdzorg en kwam zo in aanraking met onderwijsprojecten. Met zijn onderzoek probeert hij de verschillen tussen de twee vakgebieden te slechten. Daarnaast is hij adviseur en projectleider voor gemeenten, jeugdhulp en onderwijs.