Het rijtje werkwoorden waarmee je het gedrag van Deborah (22) kunt omschrijven, is heftig: slaan, schoppen, knijpen, bijten, vernielen, weglopen, bedreigen. Zij heeft een matig verstandelijke beperking en wordt op slechte dagen tot wel zeven keer per dag afgezonderd en gefixeerd. Keer op keer zijn begeleiders bang voor haar. Gevolg is dat Deborah inmiddels dertien keer is overgeplaatst. In haar appartement van de gehandicaptenzorginstelling waar ze nu woont, kan ze niets kapot maken. Ze eet zelfs met plastic bestek.
Hoe het nu is
Deborah zegt: “Het gaat goed met mij. Ik ga zelfs op vakantie. En ik ben nog nooit op vakantie geweest!”. Haar leven wordt normaler. Er hangen foto’s aan de muur van haar appartement en ze eet met gewoon bestek. Ze geniet ervan om boodschappen te doen en wandelt met zichtbare trots met een andere cliënt die in een rolstoel zit. Deborah vindt zelf dat ze minder vaak boos is. Ze kan zeggen als ze iets spannend vindt. Haar begeleiders kunnen dan met een gesprekje of een kleine aanpassing van de taken escalatie voorkomen. Afzonderingen en fixatie zijn weken lang niet nodig.