Doen behandelaars dat in de praktijk te weinig?
Beiden knikken. Heleen: “Vaak wordt niet erkend dat dat probleemgedrag best een knappe oplossing is geweest voor een hele lastige situatie. Je moet beginnen met erkennen dat in dat gedrag enig herstel zit, want dat heeft je op de been gehouden. Vervolgens kun je samen kijken: hoe zorgen we dat je je weer beter voelt?”
Anne: “Veel van onze behandelingen zijn vooral ingestoken op symptoombestrijding. Bij eetstoornissen is bijvoorbeeld het streven dat je een gezond gewicht of eetpatroon krijgt en stopt met compenseren, daar is alles omheen gebouwd en als je dat hebt bereikt is het goed. Maar dan is het gewicht misschien goed, maar iemands kwaliteit van leven niet per se beter.”
Heleen: “Je bent dan niet gaan kijken naar de betekenis van het gedrag, alleen naar het gedrag zelf. Veel hulpverleners kijken al naar die betekenis hoor, maar vanuit CCE kom ik op plekken waar dat niet goed is gegaan. Daar valt het vaak stil als ik vraag naar de betekenis van gedrag. Laatst ging een consultatie in de ouderenzorg over een dame die heel claimend was richting de begeleiders, ze bemoeide zich overal mee. Ik vroeg wie zij was en de begeleiders vertelden over haar dementie. ‘Ja, maar vroeger?’ Vroeg ik door. Na wat uitzoekwerk bleek dat ze hoofdzuster was geweest. Dat is prachtig om te weten. Daarmee is het probleem niet weg, maar je kunt wel op een andere manier naar dat ‘claimende’ gedrag kijken. Toen viel ineens op dat ze weleens ‘goed gedaan’ tegen begeleiders zei. Als je zo’n vrouw ziet als de hoofdzuster die ze was, geeft dat meteen een andere dynamiek.”
Hoe kun je op een andere manier naar een cliënt en zijn gedrag kijken?
Anne: “Op zijn minst door consequent aandacht te hebben voor het feit dat wat zich nu presenteert het gevolg kan zijn van iets wat al veel langer geleden is begonnen. Dat gaat verder dan in het eerste gesprek vragen of iemand iets naars heeft meegemaakt en het er verder bij laten als diegene ‘nee’ zegt. Het duurt vaak even voordat mensen daarover vertellen, daar moet je rekening mee houden.”
Heleen: “Bij CCE zeggen we dat probleemgedrag niet een kenmerk is van een cliënt, maar het gevolg is van een wisselwerking met de omgeving. Zoals ik hier zit, zie je een heel ander persoon dan wanneer ik bijvoorbeeld in een ruziënde omgeving zou zitten. Op de plekken waar het vastloopt met iemand, kijken ze te vaak alleen naar de cliënt en zijn binnenwereld. En veel minder naar de interactiepatronen in zijn omgeving.”
Anne: “Terwijl alles een wisselwerking is met je omgeving. Een mens bestáát in interactie met zijn omgeving. Dat kan negatief zijn, maar ook heel positief. Vaak vergeten we te kijken welke omgevingsfactoren een probleem in stand houden en wat er gebeurt als we daar iets aan veranderen.”
In het promotieonderzoek bleek dat omgevingsfactoren meer invloed hebben op mentale gezondheid dan genetische factoren. En stress in je jeugd is dus een belangrijke omgevingsfactor?
Anne: “Uit heel veel onderzoek blijkt dat trauma’s in de kindertijd de meest langdurige impact hebben. Dat is logisch, want een kind is emotioneel en sociaal nog in ontwikkeling. Als er vroeg iets gebeurt, zit in je hele blauwdruk schade. Als je als volwassene een trauma meemaakt, maar wel een goede basis hebt, kun je daar veel beter mee omgaan dan als je basis bij voorbaat al een soort drijfzand is. Dus je jeugd is heel bepalend voor hoe je later in het leven met tegenslag omgaat, ook kleine tegenslag.
Ik liet in mijn onderzoek mensen stresstaken doen en keek naar de lichamelijke reactie, op het niveau van spierspanning. Daaruit bleek dat je lijf meer spanning ervaart bij zo’n taak als je in je jeugd meer stress hebt meegemaakt. Mijn proefpersonen waren mensen die niet getraumatiseerd waren door wat ze hebben meegemaakt, bij getraumatiseerde mensen valt een nog groter effect te verwachten.”
Heleen: “Je doet ook een bepaald discours op in je jeugd. Als dat discours is ‘mensen zijn niet te vertrouwen’, dan ga je zo de rest van je leven in. Hopelijk komt er dan iemand langs die je anders leert, want goede ervaringen op latere leeftijd kunnen het discours veranderen. Maar veel cliënten die wij zien zijn in een negatieve spiraal terechtgekomen.”