Martine Jansen: “Het verschil herkennen tussen voelen en denken is voor deze cliënten lastig hè, ze gooien het allemaal op één bulk.”
Marion Kiewik: “Ja, en dat is prima. Dat mag in deze behandelvorm, terwijl reguliere therapie daar onderscheid tussen maakt.”
In een studie met 23 cliënten bleek de CGT+ goed te werken in de praktijk.
Marion: “We zagen veel minder uitval dan bij reguliere behandelingen, mede door die belangrijke ander. Zestien deelnemers doorliepen de hele geprotocolleerde behandeling.”
Martine: “Het had ook goede resultaten, las ik. Was dat vooral op korte termijn of heb je ook al zicht op lange termijn resultaten?”
Marion: “Ik heb geen harde gegevens, maar weet van een aantal cliënten dat het echt werkt. Sommige anderen vielen na drie à vier maanden terug, maar dat zie je ook binnen reguliere verslavingszorg. Het is ook afhankelijk van het vangnet en de steunstructuur rondom de cliënt. Jansen: “Dat herken ik zeker: kijken naar de context, het systeem rondom de cliënt. En als dat systeem er is, kansen zien en pakken om het te versterken. Dat kan echt het verschil maken.”
Marion: “Mijn wens is om het onderzoek groter te herhalen. Inmiddels gebruiken verschillende instellingen het al een paar jaar intensief, ik zou willen kijken of het behandelresultaat overal hetzelfde is. Bij terugkomdagen zie ik wel verschillen in ervaringen. Degenen uit de verslavingszorg zeiden dat cliënten sommige plaatjes als kinderachtig ervoeren, vanuit de LVB-zorg kreeg ik dat commentaar niet. Daar zijn ze gewend met plaatjes te werken, dus hun eigen gevoel erbij is anders. Als een behandelaar in zijn achterhoofd heeft dat het kinderachtig is, vangt de cliënt dat signaal misschien op.”
Martine: “Juist die groep cliënten met LVB is daar heel kien op. Vanuit de wens om als ‘normaal’ gezien te worden zijn ze extra alert op alles wat een beetje riekt naar kinderachtig.”
Preventie van middelengebruik is lastig, bleek uit e-learning pilots die je deed bij jongeren met LVB. Hoe komt dat?
Marion Kiewik: “Je merkt bij alle preventieprogramma’s dat ze weinig effect hebben op het uiteindelijke gedrag. Dat geldt in het algemeen, maar bij deze jongeren zeker. Er was in 2017 een mooi onderzoek van de Universiteit Twente naar ‘Gezonde school en genotmiddelen’, een landelijk programma. Met name in Cluster 4-onderwijs had het preventieprogramma zelfs een averechts effect. Die kinderen vinden het interessant, beginnen veelal stoere verhalen te vertellen over alcoholgebruik en lopen bijna verlekkerd weg na zo’n les in plaats van te denken ‘daar moet ik niet aan beginnen’.”
Hoe zouden we preventie dan wel moeten aanpakken?
Marion: “Dat begint bij de ouders, bij eigen voorbeeldgedrag en bewustwording daarvan. Volgens mij moeten we er veel meer op insteken om dat bespreekbaar te maken onder ouders, al heel vroeg: op consultatiebureaus, bij schoolartsen, op scholen zelf.”