Van thuiszitten naar onvoorwaardelijk verder ontwikkelen

Wat maakt dat het sommige jongeren niet lukt om succesvol mee te draaien in het middelbaar onderwijs? En hoe voorkom je uitval en overplaatsingen, met soms zelfs gesloten jeugdzorg als eindstation? Daarover praten CCE-coördinator Karin Janssen en onderzoeker Sanne Pronk, beiden opgeleid als orthopedagoog. 

“Hoewel er tegenwoordig meer samenwerking is, zie ik in de praktijk dat onderwijs en zorg gescheiden werelden en systemen zijn”, zegt Karin Janssen. Ze werkte jarenlang in het speciaal onderwijs, waar ze veel kennis opdeed die van pas komt bij de jeugdcasuïstiek waarbij ze als CCE-coördinator betrokken is. Ook Sanne Pronk heeft binnen de jeugdhulpverlening altijd op het snijvlak van onderwijs en zorg gewerkt. Ze promoveerde begin 2023 aan de Universiteit van Amsterdam op onderzoek naar de voor- en nadelen van School2Care, een voorziening voor leerplichtige jongeren die in de gesloten jeugdzorg dreigen te komen. Leerlingen volgen er een intensief maatwerkprogramma, waarbij ze gemiddeld negen maanden lang van 8 uur ’s ochtends tot 8 uur ’s avonds werken aan hun ontwikkeling. De hoop is dat ze uiteindelijk uitstromen naar werk of een opleiding, en dat ze thuis kunnen blijven wonen.

Zowel Sanne als Karin weten maar al te goed hoe moeilijk het is om jongeren met gedragsproblemen binnenboord te houden in het Nederlandse onderwijssysteem. Maar ze zien ook genoeg kansen. Karin: “Die kansen starten bij het omarmen van de visie dat de gedragsproblemen geen kenmerk zijn van een jongere, maar ontstaan in wisselwerking met de omgeving.” 

Investeren in gezinnen

Sanne, die inmiddels bij de Academische Werkplaats Risicojeugd werkt, hielp vanaf 2010 de methodiek van School2Care ontwikkelen. Ze vond deze veelbelovend, maar vroeg zich af hoe goed het in de praktijk werkt – en voor wie. Dat werd de hamvraag in haar promotieonderzoek. Daarvoor moest ze eerst weten wie er bij School2Care werden aangemeld. Ze ploos alle documenten uit die er waren van 123 leerlingen, zoals het onderwijsdossier en jeugdhulpverleningsverslagen. Velen waren al 4 à 5 keer van school gewisseld, in extreme gevallen zelfs 13 keer. 

Sanne: “De reden voor plaatsing bij School2Care was vaak geformuleerd in het gedrag, met name externaliserende gedragsproblematiek als vechten of een opstandige houding. Maar achter dat gedrag zat veelal angst, of trauma’s door wat deze jongeren hebben meegemaakt. Er bleek in de gezinnen bijvoorbeeld veel te spelen: gescheiden ouders, ouders met psychische aandoeningen of stress als gevolg van problemen met huisvesting en financiën. En sommige jongeren maskeren met hun gedrag cognitieve problemen, ze willen niet laten merken dat ze in de klas niet kunnen meekomen.”

Uit het onderzoek bleek ook dat leerlingen meer kans hadden om bij School2Care opnieuw uit te vallen als de gezinsproblematiek tijdens hun traject bleef bestaan. Sanne: “Het is dus van belang om niet alleen op de jongere in te zetten, maar juist ook in die gezinnen te investeren. Dat betekent samenwerken in de keten van partners met ieder hun eigen expertise, dat kun je niet allemaal bij één discipline beleggen.”

Karin: “Bij een nieuwe consultatie beginnen we bij CCE met een oriënterend gesprek met iedereen die bij de jongere betrokken is: ouders en alle betrokken professionals, zoals van de school, gemeente, hulpverlening, opvang. We maken mee dat dit gesprek de eerste keer is dat ze allemaal samen om tafel zitten. De losse puzzelstukken zijn er meestal al, maar er is samenwerking nodig om een integraal beeld en een gezamenlijke aanpak te vormen."

"Als we samen begrijpen waarom het gaat zoals het gaat, vinden we ook haakjes om gewenste veranderingen op gang te brengen."

Stress binnen het gezin blijkt inderdaad een veelvoorkomend onderliggend probleem. Wat we ook veel tegenkomen bij CCE is dat jongeren overvraagd worden. Anderen hebben verwachtingen waar ze niet aan kunnen voldoen, bijvoorbeeld vanwege een licht verstandelijke beperking, autisme, ADHD of trauma. Daardoor kunnen ze overbelast raken, wat zich uit in hun gedrag.”

Onvoorwaardelijkheid

Sanne: “Andersom kunnen leerlingen ook ondervraagd worden, door een negatieve spiraal waarin ze terecht zijn gekomen. Leraren kennen niet elke leerling even goed en weten niet altijd wat er in iemands leven speelt. Zij hebben intussen wel te dealen met het negatieve gedrag, waardoor iemand er telkens uit wordt gestuurd, van school wisselt of blijft zitten. Op een gegeven moment leidt dat tot minder cognitieve uitdaging, omdat diegene bijvoorbeeld al teveel onderwijs heeft gemist of tussen veel jongere klasgenoten zit. Daardoor verliest de leerling nog meer motivatie. Eén jongen vertelde me: waarom zou ik hier mijn best doen, ik weet toch dat ik weer weg moet. 

Om die spiraal te doorbreken is er bij School2Care uiteindelijk voor gekozen minder erop te hameren dat dit hun laatste kans is, maar de boodschap uit te stralen: je bent en blijft hier welkom, we gaan er alles aan doen om er een succes van te maken. Ook bij School2Care kun je een dag geschorst worden vanwege je gedrag, maar de volgende dag word je weer op school verwacht en moeten je ouders of verzorgers meekomen voor een herstelgesprek.”

Karin: “Dat gaat over onvoorwaardelijkheid. Gedrag is vaak een voorwaarde: je moet je goed gedragen en niet brutaal zijn of weglopen, anders kun je hier niet blijven. Terwijl het voor succes belangrijk is dat je fouten mag maken en weer een nieuwe kans krijgt. Dus wijs het gedrag af, maar niet de persoon. Komt dat toch samen te liggen, dan krijgt een jongere het gevoel niet welkom en goed genoeg te zijn en gaat zich daar vervolgens nog meer naar gedragen.

Bij CCE zoeken we oplossingen voor ongewenst gedrag niet alleen bij de jongere zelf, maar ook bij de omgeving. Als je bijvoorbeeld met elkaar ontdekt dat weglopen de oplossing van de jongere is geworden om aan de drukte in de klas te ontsnappen, verleg je de focus van het weglopen naar hoe we die drukte kunnen verminderen zodat deze jongere wel mee kan blijven doen.” 

Maatwerk

Idealiter kunnen jongeren onvoorwaardelijk in het regulier (of speciaal) onderwijs blijven, benadrukken Sanne en Karin beiden. Sanne: “Ik wil niet zeggen dat dat gemakkelijk is, maar daar moeten we wel naartoe. School2Care werkt goed qua aandacht voor de relatie en onvoorwaardelijkheid, maar op onderwijsgebied voelen jongeren zich weleens tekort gedaan doordat ze binnen de kleine voorziening niet alle mogelijkheden hebben.”

Eén van de uitdagingen in het reguliere onderwijs is het hoge tempo. Karin: “Loopt iemand veel achterstand op door schoolwisselingen of verzuim, dan is het onderwijsprogramma bijna niet meer bij te benen. Dat zou je kunnen oplossen met maatwerk voor deze jongeren in de afspraken rondom inspectie, toetsing en examinering. Zodat ze vakken in een lager tempo of op een later moment mogen inhalen.” 

Sanne: “Het is goed om daarin te kijken waar iemands interesse ligt, waar de leerling energie van krijgt. Als je een aangepast programma kunt doen met een aantal vakken waarin je succes ervaart, kun je het jaar daarop misschien weer iets anders oppakken.” 

Karin: “Zo’n aanpak vraagt om flexibiliteit van scholen. Nu liggen de routes en wat leraren moeten behandelen in een bepaalde tijdsperiode behoorlijk vast. Dat is niet allemaal wetgeving, het zit hem ook in regels en afspraken van scholen."

"Het vergt extra inzet en lef om af te wijken, om met elkaar andere afspraken te maken voor leerlingen die buiten de boot dreigen te vallen.”

Sanne: “Ook binnen School2Care en de gesloten jeugdzorg heb ik gezien dat professionals worstelen met de balans tussen maatwerk en de gestelde kaders. Toch hoor ik steeds terug dat bijvoorbeeld de onderwijsinspectie veel ruimte biedt, zolang je goed kunt uitleggen hoe je een jongere binnen dat maatwerk tot ontwikkeling laat komen.

Zulke begeleiding kost natuurlijk tijd, dit zijn leerlingen die veel aandacht nodig hebben. Bij School2Care krijgt iedere jongere één ‘coach’ toegewezen. Die persoon begeleidt de leerling tijdens het traject, en betrekt de ouders er ook bij. En nadat leerlingen uitstromen blijft hun coach nog minimaal een half jaar betrokken. Iedereen in het team heet coach, in plaats van leraar. Ongeveer de helft heeft een onderwijsachtergrond en de andere helft een achtergrond in de hulpverlening.”

Karin: “Zulk teamwork vind ik heel sterk. Ik heb dat in het speciaal onderwijs ook gezien, in onderwijs-zorggroepen waar docent en hulpverlener samen vorm gaven aan de dag: dan benut je het beste van twee werelden.”

De stem van de jongere

Wat ook belangrijk is, is om contact met de jongeren zelf te blijven maken en niet alleen óver hen te praten. Karin: “Bij CCE zoeken we altijd naar passende manieren om de jongere zelf mee te laten denken. Aan een vergadertafel met tien volwassenen over jezelf praten, is meestal niet de manier. Vaak zijn ook al vele professionals de revue gepasseerd en zijn jongeren terughoudend om opnieuw in gesprek te gaan. Dan vragen we weleens een ervaringsdeskundige, die hopelijk op laagdrempelige manier contact kan maken. 

We merken geregeld dat ouders de spreekbuis zijn, maar zijn zij ook de stem van het kind? Hun belangen hoeven niet een-op-een hetzelfde te zijn. Dus soms is het goed om te zoeken naar een andere informele, zelfgekozen mentor in het netwerk van een jongere, iemand die blijft waar professionals weer gaan. En die een belangrijke rol kan vervullen in de stem van de jongere laten klinken.” 

Sanne: “En soms helpt het al om het gesprek te openen met: ‘Ik zie in jouw dossier dat je van alles hebt meegemaakt, hoe is dat voor jou geweest?’ Een van de School2Care-leerlingen vertelde me dat docenten hem daar niet alleen als leerling zien, maar ook als persoon. Het reguliere middelbaar onderwijs is grootschaliger en daarmee ook anoniemer, terwijl het bij deze jongeren zo belangrijk is om meer tot verbinding te komen. Ook al is de context in het reguliere onderwijs anders, we kunnen met elkaar blijven nadenken hoe scholen ervoor kunnen zorgen dat jongeren zich meer gezien voelen. Je zou bijvoorbeeld mentoren een grotere rol kunnen geven. Of bij leerlingen die het nodig hebben een ‘check-in’ en een ‘check-out’ doen: ’s ochtends kort bespreken hoe het gisteren ging en wat vandaag op de planning staat, en aan het eind van de dag weer zo’n gesprekje, met een vertrouwde persoon.” 

Toch zullen voorzieningen als School2Care nodig blijven voor een bepaalde groep, verwacht Sanne. “Er zullen altijd jongeren zijn die uitvallen en niet meer mee kunnen komen in het reguliere onderwijs. Ik zou wensen dat voor hen een school als School2Care niet tijdelijk is, maar een plek waar ze langdurig kunnen blijven en floreren.”

Karin: “Thuiszitten is sowieso de slechtste optie. Het belangrijkste is dat een kind buitenshuis bezig is met leren en ontwikkelen, en de weg vindt naar volwassenheid. Op wat voor soort locatie dat gebeurt, zou ondergeschikt moeten zijn.”

Meer weten over de methodiek van School2Care? Klik hier. 

Tekst: Anouk Broersma

Sanne Pronk

Sanne Pronk werkt als programmaleider bij de Academische Werkplaats Risicojeugd (AWRJ) en was als buitenpromovenda verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Zij deed onderzoek naar School2Care. Begin 2023 heeft Sanne haar proefschrift ‘Schools that Care; the potential benefits and drawbacks of an alternative educational facility’ verdedigd. Haar onderzoek levert belangrijke inzichten op voor de doorontwikkeling van School2Care, de transformatie van de gesloten jeugdzorg en de beweging naar inclusief onderwijs.