Nadat vanuit elke discipline het diagnostisch onderzoek is afgerond, is het zaak de bevindingen te integreren. Deze integratie gebeurt met een idiografische theorie.
Integreren van bevindingen
Een idiografische theorie is een theorie (of vermoeden) over hoe de zelfverwonding of ander ernstig probleemgedrag is ontstaan en/of in stand wordt gehouden. Deze theorie is gebaseerd op de uitkomsten van de eerder genoemde deelonderzoeken en wordt gemaakt in samenspraak tussen de betrokkenen. In de theorie worden factoren genoemd die (vermoedelijk) een rol spelen bij het ontstaan of voorbestaan van de zelfverwonding. Die factoren kunnen betrekking hebben op de persoon zelf, maar ook op de context of omgeving en de interactie tussen beiden.
Doel van idiografische theorie
Een idiografische theorie wordt gemaakt met het doel inzicht te geven in het ontstaan en voortbestaan van zelfverwondend gedrag.
Functie van idiografische theorie
De functie van een idiografische theorie is om zorgprofessionals handvatten te geven voor interventies. Door te expliciteren welke oorzakelijke, uitlokkende en versterkende factoren bijdragen aan de zelfverwonding én welke (protectieve) factoren de zelfverwonding beïnvloeden, worden mogelijkheden aangereikt om interventies te plegen.
Idiografische theorie: altijd in ontwikkeling
Een idiografische theorie is een vermoeden. Houd rekening met de volgende aspecten:
- Niet iedereen zal het eens zijn met de gehele inhoud van de theorie. Belangrijk is om toch draagvlak te vinden, eventueel tijdelijk. 'Laten we er vanuit gaan dat deze theorie klopt...', zodat consistente en coherente interventies uitgevoerd kunnen worden.
- Regelmatig zal een interventie niet werken. Zaak is dan om de idiografische theorie bij te stellen en de nieuwe inzichten inclusief factoren en relaties te verwerken. De nieuwe idiografische theorie kan leiden tot nieuwe interventies.
- De betrokken persoon en zijn context zijn voortdurend aan verandering onderhevig. Ga er daarom niet vanuit dat een idiografische theorie van een jaar geleden 'nog wel zal kloppen'. Dat kan, maar hoeft zeker niet zo te zijn.
Hoe ziet een idiografische theorie eruit?
In een idiografische theorie gaat het om het weergeven hoe factoren - in de persoon en in de context - bijdragen aan het ontstaan en voorbestaan van de zelfverwonding. Zo'n weergave kan in verschillende vormen worden gedaan. We noemen er twee die bij consultaties van CCE regelmatig worden gebruikt.
Ten eerste kan een beschrijving of rapportage weergeven hoe verschillende persoonsgebonden en contextuele factoren bijdragen aan het probleemgedrag. Voordeel hiervan is dat vrij precies kan worden omschreven hoe deze factoren bijdragen. Zijn het initiërende factoren? Of uitlokkende factoren? In stand houdende of versterkende factoren? Of juist tegenwerkende ('protectieve') factoren? Voorwaarde is de idiografische theorie of rapportage in zijn geheel gelezen en begrepen worden.
Een tweede manier is een schematische weergave van het vermoeden door factoren met (oorzakelijke) pijlen aan elkaar te verbinden. Het voordeel is dat je in één oogopslag ziet welke factoren een rol spelen en waar interventies mogelijk op aan kunnen sluiten. Het nadeel is dat een plaatje minder precies omschrijft wat de factoren precies zijn en hoe deze werken.
Voor de hand ligt beide vormen te combineren bij het maken van een idiografische theorie. Daarin worden precisie (beschrijving) en overzicht (schema) gecombineerd. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de kennisproducten van Leren van Casussen, met daarbij de kanttekening dat deze achteraf zijn gemaakt. De toepassing van de idiografische theorie gaat juist om de toepassing tijdens het proces.