De integratiefase bestaat uit twee stappen: het integreren van de onderzoeksresultaten rond het zelfverwondend gedrag en het formuleren van aanbevelingen voor vervolgacties.
In beide stappen is de betrokkenheid van en de interdisciplinaire samenwerking tussen de leden van het Diagnostisch Kernteam – eventueel aangevuld met andere betrokkenen – cruciaal. Dit team bestaat minimaal uit een gedragsdeskundige, een arts voor mensen met een verstandelijke beperking (AVG) en een psychiater.
Integratie van onderzoeksresultaten
De uitkomsten van de diagnostische deelonderzoeken geven op zichzelf onvoldoende houvast voor interventies. Daarom is een integratie nodig van de gegevens die door de verschillende disciplines zijn aangeleverd.
Die integratie leidt tot een beeld dat antwoord geeft op de vraag wat er gebeurt als sprake is van zelfverwondend gedrag bij de cliënt. Ofwel: welke oorzakelijke, in stand houdende en mogelijk protectieve factoren leiden uiteindelijk tot de zelfverwonding? Integratie is nadrukkelijk het doel van deze fase. Het is niet de bedoeling dat de resultaten en deelhypothesen uit de deelonderzoeken naast elkaar blijven bestaan, maar dat deze leiden tot één beeld. Bij verschillende of zelfs tegenstrijdige inzichten wordt voorlopig gekozen voor één alternatief. Bij de evaluatiefase wordt bekeken of een andere keuze gemaakt had moeten worden. Het resultaat van deze integratie is een idiografische theorie.
Formuleren van vervolgacties
Op basis van de idiografische theorie is het mogelijk om vervolgacties en/of interventies te formuleren. Dit zijn de acties die volgens het Diagnostisch Kernteam en andere betrokkenen minimaal noodzakelijk zijn voor het vervolg.