In 2021 bundelden CCE en TOPGGz hun krachten om actief gebruik te maken van elkaars expertise en ggz-professionals bewust te maken van het belang van consultatie. Tijdens een pilot wisselden professionals van CCE en TOPGGz kennis uit over verschillende aandachtsgebieden. Over het aandachtsgebied persoonlijkheidsstoornissen deelden Anouk Lens van Rijn-Perquin, voormalig coördinator bij CCE, en Dineke Feenstra, manager en klinisch psycholoog bij de Viersprong, hun ervaringen. In dit gesprek kijken zij terug op wat dit hen heeft opgeleverd. Welke overeenkomsten en verschillen zien zij in hun consultatiepraktijk en wat is voor hen de meerwaarde van consultatie. En wat willen zij meegeven aan professionals die werkzaam zijn in de ggz?
Dineke werkt als manager bij de afdeling Research, Development & Education bij de Viersprong, een ggz-instelling gericht op mensen met ernstige problemen in persoonlijkheid, gedrag en gezin. De Viersprong heeft voor al haar behandelingen het TOPGGz-keurmerk ontvangen. “Onze uitwisseling begon met kennismaken, omdat we in verschillende werelden werken. Dus was het startpunt van ons gesprek: waar en hoe werk je en voor welke cliënten”, zo steekt Dineke van wal. Anouk vult aan: “En wat versta je onder de term ‘consultatie’; wat houdt dat in bij jullie en bij ons? We merkten dat er vooral overeenkomsten zijn, maar ook verschillen omdat onze organisaties anders zijn.”
Anouk was coördinator bij Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE), waar zij de regie voerde over consultatietrajecten voor zorgprofessionals die vastlopen met complexe zorgvragen. “De belangrijkste overeenkomst in ons werk is dat we vaak laat in een zorgtraject betrokken worden bij de cliënt”, vertelt Dineke. Anouk vervolgt: “Een andere overeenkomst is dat we beiden helpen om ggz-professionals én hun cliënten in hun kracht te zetten in plaats van dat we de zorg van hen overnemen of dat we hen doorverwijzen naar anderen.”
Mythes in de zorg
In de praktijk merkt Dineke dat er bepaalde ‘mythes’, ofwel aannames, leven bij ggz-professionals waardoor zij (te) laat in het zorgtraject aan de bel trekken. “Met elkaar moeten we zoeken hoe we eerder betrokken kunnen raken bij complexe problematiek. Bij jongeren wordt vaak niet direct gedacht aan persoonlijkheidsproblematiek. Terwijl wij er vanuit de Viersprong juist voorstander van zijn om zo vroeg mogelijk betrokken te raken; je kunt dan kortdurend hoogspecialistische zorg bieden waarmee iemand weer een hele tijd vooruit kan”, aldus Dineke. In de gesprekken met Dineke viel Anouk op dat “zowel CCE als de Viersprong breed kijken naar de cliënt, naar diens levensverhaal en de betekenis van bepaald gedrag. We werken allebei vanuit de relatie met de cliënt door samen met hem of haar te zoeken naar wat er speelt en op zoek te gaan naar dat ene ontbrekende puzzelstukje.” Dineke: “Vaak vertrekken we vanuit de vraag van de cliënt in plaats vanuit de diagnose of de classificatie. Zo had ik ooit te maken met een meisje dat zei ‘ik lieg zoveel thuis, waarom doe ik dat toch?’ Dat is dan de vraag van waaruit we starten en samen op zoek gaan, ieder vanuit zijn eigen expertise.” “Het is de kunst om daarbij de brug te slaan tussen de cliënt en de betrokken professionals, zodat zij weer perspectief zien en met elkaar verder kunnen”, aldus Anouk.
Kennis delen en aandacht voor vroegpreventie
“Ons leerproces was vooral elkaar leren kennen, in gesprek gaan over wie we zijn, hoe we werken en kennis bij elkaar ophalen”, zegt Anouk. “Op de momenten dat het nodig is, weet je elkaar dan sneller te vinden en dat is waardevol, zowel voor de cliënt als voor de professional. En wat ons ook geïnspireerd heeft: hoe zorg je ervoor dat kennis over het omgaan met persoonlijkheidsstoornissen terechtkomt bij de specialistische ggz, zoals bijvoorbeeld de HIC’s (High Intensive Care). Daarin kunnen we nog meer samen optrekken en elkaar versterken.”
Datzelfde geldt voor het onder de aandacht brengen van het belang van zo vroeg mogelijke preventie. Dineke: “Bij de Viersprong hebben we het vaak over de vraag: ‘wanneer begint en ontstaat persoonlijkheidsproblematiek?’. De naam ‘persoonlijkheidsstoornis’ klinkt alsof het probleem bij die ene persoon hoort, die daardoor niet goed functioneert. Terwijl zo’n ‘stoornis’ vaak het gevolg is van de interactie met andere personen en het opgroeien in een bepaald gezin of in een maatschappelijke context. Daarom wil je er graag vroeg bij zijn in het leven van een kind of jongere, het liefst nog voordat ze te maken krijgen met hulpverlening."
"En dat is de reden dat wij naar scholen gaan om leerkrachten te inspireren en kennis te delen. Dat is niet makkelijk, want er wordt veel gevraagd van leerkrachten als het gaat om nascholing over problematieken, zoals ADHD en autisme. Het zou mooi zijn als er op scholen meer aandacht komt voor het mentaal welbevinden van jongeren.” Anouk onderstreept dat: “Het is goed om te kijken wat een kind of jongere nodig heeft om overeind te blijven in onze maatschappij. Hoe voorkom je dat iemand vastloopt en hoe zorgen we er met elkaar voor dat er een vangnet is om jongeren weer op het juiste spoor te krijgen en de ontwikkeling van stoornissen voor te zijn.”
Overdracht en tegenoverdracht
Cliënten met uitdagende problematiek vragen veel van hulpverleners. Ook dan kan consultatie meerwaarde hebben. Dineke: “Als je te maken hebt met iemand die zichzelf beschadigt, doet dat iets met je als hulpverlener. Betrek er altijd een andere collega bij als je merkt dat je niet meer stevig op je stoel zit of angstig wordt. Dat is iets wat we stimuleren vanuit de Viersprong. Iemand anders erbij vragen om je eigen spanning even te toetsen en de acties te checken die je wilt gaan uitzetten."
Anouk: “Onderkennen en erkennen van overdracht en tegenoverdracht is belangrijk om het contact en de interactie met de cliënt goed te houden. Zo voorkom je dat je vastloopt.” Dineke: “De druk kan soms behoorlijk hoog oplopen, bijvoorbeeld als je als behandelaar, teamleider of manager te maken krijgt met een suïcide van een cliënt. Dan kan je zomaar in een kramp schieten en is intercollegiaal overleg van meerwaarde. Dat helpt om gedachten en gevoelens van jezelf en anderen te begrijpen en te hanteren. Het is belangrijk dat we ons daar in alle lagen van de organisatie bewust van zijn. Als je werkt met cliënten met complexe problematiek, dan moeten we elkaar helpen. Op die manier kunnen we de kwaliteit van de zorg borgen en voorkomen dat we vastlopen.”
Anouk: “Juist als het ingewikkeld is, is het van belang om goed naar elkaar om te kijken zodat we onszelf veilig blijven voelen. Dus zorgen voor een stevige fundering om ons werk goed te kunnen doen. Stel je open als professional en geef aan als je het even niet meer kan. In consultaties via CCE stellen wij de vraag ook regelmatig aan teams van begeleiders: ‘lukt het jullie als team om op te trekken met deze cliënt en die te geven wat nodig is?’. Creëer ruimte om daarover in gesprek te gaan en borg dat goed in de organisatie. Alleen als je als team stevig staat, kun je een cliënt weer verder helpen.”
Elkaars wereld leren kennen
Dineke: “Kennis uitwisselen heeft Anouk en mij geholpen om elkaars wereld beter te leren kennen. En dat zal voor andere professionals ook zo zijn. Door over en weer consultatie te vragen en te geven kunnen we nog zoveel van elkaar leren. Daarmee ontstaat er een gezamenlijkheid die ons helpt om de zorg voor cliënten in de ggz te verbeteren.” “Investeren in de behandelrelatie met de cliënt is de sleutel en levert nieuw perspectief op herstel op,” is de overtuiging van Anouk. “Dat doen we door elkaar als professionals op te zoeken, kennis te delen en vragen te blijven stellen. Daarom roepen we ggz-professionals op om dat ook te doen en elkaar actief te benaderen voor consultatie, in het belang van henzelf én de cliënt.”