In het proefschrift stelt Roy dat er sprake is van een kennislacune als het gaat om NAH en probleemgedrag, hoe komt dat?
Roy: “Dat is een goede vraag. Ik sprak hierover met iemand van de promotiecommissie, die de langdurige zorg bij NAH de ‘achterkant van de geneeskunde’ noemde.”
Birgit: “Er is geen eer aan te behalen, is dat het idee?”
Roy: “Inderdaad, er zit geen heroïek in. In andere vakgebieden gaan mensen liggend het ziekenhuis in en lopend naar buiten, dat heb je hier niet. Mensen verbeteren niet, de problematiek bij NAH is chronisch en complex. Maar juist vanwege die complexiteit zou ik zeggen dat ons vakgebied de Champions League is binnen de geneeskunde.”
Waar zou zorgpersoneel beter in geschoold kunnen worden, als het gaat om mensen met NAH?
Roy: “Soms merk ik dat personeelsleden niet begrijpen dat het gedrag dat ze zien het gevolg is van NAH. Dan maken ze het persoonlijk: ‘die persoon vindt me niet aardig’ of ‘hij doet het bewust’. Dus het zou goed zijn als er meer onderwijs komt over de gevolgen van NAH. Daarnaast heb ik van verschillende verpleegkundigen gehoord dat ze graag meer begeleiding krijgen in de omgang met probleemgedrag. Denk aan agressietrainingen: hoe kan ik een opgeblazen ballon weer leeg laten lopen?”
Birgit: “En eigenlijk wil je dat natuurlijk voor zijn, dat je met elkaar een signaleringsplan* hebt om te herkennen wanneer een cliënt in ‘groen’ zit en wanneer dat begint te veranderen. Want als iemand al in ‘rood’ zit, is het bijna niet meer bij te sturen.”
Roy: “Vaak ontkom je in die rood-fase niet aan medicatie. Maar ook daar zit een kennislacune. In mijn onderzoek verzamelden we informatie over de medicijnen die mensen met NAH krijgen vanwege probleemgedrag. Dat moeten we nog analyseren, maar ik zag al een heel scala aan medicatie langskomen. Daar zit geen lijn in.”