Overslaan en naar de inhoud gaan

Strategie rond zelfverwonding

Het doel van de eerste bijeenkomst met het Diagnostisch Kernteam (DKT) rond de cliënt met zelfverwondend gedrag is het maken van een planning en het opstarten van het diagnostisch proces. Dit team bestaat minimaal uit een gedragsdeskundige, een arts voor mensen met een verstandelijke beperking (AVG) en een psychiater.

Strategie methodisch werkproces aanpak zelfverwonding

 

Stappen om proces op te starten

 

Informatie lezen en verzamelen

Voor deze strategiebijeenkomst is het belangrijk dat de aanwezige professionals de verzamelde informatie bekijken en deze aanvullen. Dat geeft inzicht in zaken die nog niet bekend zijn en in aanmerking komen voor verder onderzoek.

 

Eerste richtinggevende hypothesen

Iedere professional krijgt bij het lezen en verzamelen van informatie een beeld van de situatie die leidt tot bepaalde vermoedens. Denk aan veronderstellingen over het ontstaan en voortbestaan van de zelfverwonding. De bespreking van deze vermoedens leidt tot keuzes over welke hypothesen verder onderzocht worden. In deze fase maken professionals daarover afspraken met elkaar, bijvoorbeeld wie welke hypothese verder onderzoekt. Hiervoor worden per discipline gezamenlijk onderzoeksvragen geformuleerd. Belangrijk is dat iedereen de relatie ziet tussen deze vragen en het ervaren probleem.

 

Nulmeting bij zelfverwonding

Een intensieve zoektocht naar de aanpak van zelfverwonding kost veel inspanningen van alle betrokkenen. Daarom is het van belang om de resultaten zorgvuldig te monitoren en meten. Dat start al in deze fase. Bij een nulmeting gaat het om het vastleggen van:

  • Frequentie: hoe vaak komt het gedrag voor?
  • Duur: hoe lang houdt het gedrag aan?
  • Intensiteit: wat is de intensiteit en wat zijn de fysieke gevolgen van het gedrag?

 

Organisatie rond aanpak zelfverwonding

Naast algemene organisatorische zaken is het in deze fase belangrijk om te beslissen over:

  • Wie deelnemen aan de overleggen van het Diagnostisch Kernteam;
  • Hoe andere betrokkenen over de voortgang geïnformeerd worden;
  • Hoe lang deze fase duurt.