Studenten die de minor ‘Onbegrepen gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking en niet aangeboren hersenletsel’ volgen, worden uitgedaagd om heel methodisch aan één specifieke casus te werken. "Liever zoek je niet direct naar de oplossing, maar ga je ontdekkend kijken, analyseren en grondig nadenken", aldus een van de studenten.
Give me more
"Het kwartje viel tijdens een van mijn lessen", vertelt Daisy Krenning, persoonlijk begeleider in de gehandicaptenzorg bij Stichting Philadelphia Zorg en sinds eind augustus deeltijdstudent aan de Hogeschool Windesheim in Zwolle. Ze volgt daar de minor 'Onbegrepen gedrag', een samenwerking tussen Windesheim en CCE. "Mega interessant. Ik zit als een klein kind reikhalzend uit te kijken naar meer informatie en meer kennis. Give me more, denk ik bij elke les."
Dat kwartje waar ze over vertelt, heeft betrekking op een van de cliënten op de woongroep waar ze inmiddels vier jaar werkt. Drie jaar geleden werd de locatie uitgebreid met een nieuwe vleugel en twaalf extra bewoners, waaronder een dame van 69 jaar met een verstandelijke beperking die continu het contact en de nabijheid van de begeleiding zoekt. "De aandacht die ze van ons team krijgt, is in haar ogen nooit genoeg", zegt Daisy. "Ze wil altijd meer en als ze dat niet krijgt, kan er door oplopende spanning verbale en fysieke agressie ontstaan, waardoor wij als begeleiders afstand van haar nemen. We zijn met haar in een vicieuze cirkel beland." Met de minor hoopt Daisy kennis op te doen en vaardigheden aan te leren om die vicieuze cirkel te doorbreken.
Impact van de omgeving
Ze is al een eind op weg, want tijdens een van de lessen die ze op Windesheim volgt, werd gesproken over de impact van de omgeving op mensen met onbegrepen gedrag. Daisy: "Toen ik dat hoorde, werd het me gelijk duidelijk. Als begeleider ben ik gefocust op de cliënt en vergeet ik nog wel eens naar de context te kijken en te onderzoeken wat de impact daarvan is. Ik zie dat ook bij collega’s. Maar als wij als team nou eens meer naar de omgeving van deze mevrouw durven te kijken én naar onszelf? Ik denk dat we dan wellicht een grote slag slaan. Want met welke vibes zijn wij eigenlijk aan het werk? En wat voor een effect heeft ons gedrag en onze emotie op onze bewoners, en specifiek deze mevrouw?"
Methodisch onderzoeken
Dat wil de minor bereiken: het doorbreken van ‘probleemgedrag’ door dat gedrag in de context te plaatsen en methodisch te onderzoeken en te analyseren. De minor richt zich op studenten die een opleiding volgen binnen het domein Gezondheid en Welzijn, zoals social work, verpleegkunde en logopedie, maar is vrij toegankelijk, ook voor studenten buiten Windesheim. In de minor staat de methodiek Leren van Casussen van CCE centraal. Studenten werken daarmee heel methodisch aan één specifieke casus waarin onbegrepen gedrag centraal staat. Ze doorlopen vijf fases: probleemstelling, beeldvorming, interventies, resultaten en geleerde lessen. Voor deeltijdstudenten ligt de focus op het onbegrepen gedrag bij mensen met een verstandelijke beperking; bij voltijdstudenten ook op het gedrag bij mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH).
Casus
"Studenten onderzoeken de probleemsituatie van de cliënt, vormen samen met betrokkenen een beeld van de situatie, bedenken interventies en omschrijven de behaalde resultaten en geleerde lessen." Aldus vatten drie docenten van de minor het samen. Mieke Steenhuis en Gerrieta Muis van het voltijdonderwijs en Carlijne de Baas van het deeltijdonderwijs hebben samen de minor ontwikkeld en CCE erbij betrokken. De minor duurt vijf maanden. Voltijd studenten werken samen in groepjes aan een vraagstuk dat vaak vanuit een zorgorganisatie wordt ingebracht. Deeltijdstudenten brengen zelf een casus in en werken deze individueel uit op de werklocatie waar zij werkzaam zijn of stage lopen.
Achterover leunen
"Als hulpverlener heb je al gauw de neiging om heel rap naar de oplossing te gaan. Zeker wanneer de werkdruk hoog is", zegt CCE-coördinator Ingur Zijlstra. Hij haakt in op een casus die docent Gerrieta Muis even daarvoor heeft geschetst: een jongeman deed een dansopleiding, kreeg een auto-ongeluk, liep hersenletsel op en woonde sindsdien begeleid. De begeleiding besloot dat hij zijn dansopleiding niet kon afmaken, met als gevolg dat de jongen hele dagen zat te gamen. "Liever zoek je niet direct naar een oplossing", vervolgt Ingur. "Liever ga je als begeleiding vertragen, misschien zelfs wel even achterover leunen om goed te kunnen onderzoeken en analyseren: wie is deze man, waar komt hij vandaan, wat is er aan de hand en waarom wil hij doorgaan met de opleiding? Met de gevonden antwoorden ontdek je vaak mogelijkheden die je van tevoren niet had bedacht, maar die wel aansluiten bij de cliënt."
De studenten worden bovendien uitgedaagd om specifiek naar hun eigen rol in de zorg en ondersteuning te kijken; naar de rol van het team en naar de omgeving van de cliënt. Docent Mieke Steenhuis: "In de gehandicaptenzorg wonen cliënten vaak al langer bij een organisatie. Dan is de kans op interpretatie van het gedrag heel groot: “Ach, dat is Henk, die is nou eenmaal zo.” Maar probleemgedrag hoort niet bij iemand; het komt ergens vandaan. En dat wil je ontdekken om het te kunnen doorbreken."
Waar komt gedrag vandaan?
Dat is precies wat ook student Daisy ervaart met haar cliënt. "Dan hoor ik mezelf of collega’s iets zeggen in de trant van “daar komt ze weer, nou ze moet maar even wachten, de wereld draait niet alleen om haar”. De minor heeft me het inzicht gegeven om verder te kijken. Waar komt het gedrag vandaan? Als je bedenkt dat mevrouw de emotionele leeftijd van een kind van twee heeft, dan klopt het dat in haar hoofd de wereld om haar draait. En als ze veiligheid zoekt omdat informatie niet duidelijk is, dan betekent dit niet dat ze alles naar haar hand wil zetten; dan wil ze iets afgesloten hebben in haar hoofd."
Hoe kunnen wij aanpassen?
Daisy: "Beseffen we goed genoeg op welk niveau deze mevrouw zit en sluiten we daar goed op aan? Mevrouw heeft een laag IQ, maar ze kan goed praten en heeft goede vaardigheden aangeleerd. Daardoor wordt ze al snel overvraagd, wat zorgt voor overprikkeling met alle gevolgen van dien: oplopende spanning, escalaties, spanningen binnen het team, begeleiders die afstand van haar nemen. Gezien de leeftijd van mevrouw en een te snelle overvraging denk ik niet dat zij kan veranderen. Dat ligt bij ons als team. Hoe kunnen wij ons nog verder aanpassen op haar en hoe kan dat haar gedrag beïnvloeden?"
Grondig nadenken
Daisy is eind augustus begonnen met de minor en heeft nu al mooie inzichten opgedaan. Docent Carlijne de Baas: "Vanuit de minor krijgen studenten de methodiek en kennis aangereikt, maar zij moeten zelf grondig nadenken, onderzoeken en analyseren. We merken dat het echt heel goed werkt om uitgebreid bij één casus stil te staan en de verdieping op te zoeken. Het geeft de (toekomstige) professional meer handvatten en vertrouwen, en ze leren hoe ze met casuïstiek rond onbegrepen gedrag moeten omgaan. Bovendien gaat het verder dan die ene casus, want in elke casus zit wel iets wat voor meer casussen geldt. Soms zijn dat ogenschijnlijk simpele lessen, bijvoorbeeld: wat kun je verwachten van de ontwikkeling van een cliënt als hij heel afhankelijk is en het team vaak niet compleet is?"
Welke factoren beïnvloeden elkaar?
Die ervaringen heeft Kim Postma ook. Zij werkt inmiddels dertien jaar in de verslavingszorg en is nu, na diverse andere functies ambulant verpleegkundig casemanager bij Tactus Verslavingszorg. In 2021 rondde ze de minor 'Onbegrepen gedrag' af als onderdeel van de HBO-V. Ze koos voor de minor omdat ze werkt met mensen met triple problematiek: een verslaving, psychiatrische problemen en een verstandelijke beperking. "De minor was heel waardevol, omdat je de beeldvorming van de cliënt en het probleemgedrag in kaart brengt: wat heeft met elkaar te maken, welke factoren beïnvloeden elkaar, waar loopt de cliënt tegenaan en waar loopt het team in vast? Die kennis gebruik ik dagelijks in mijn werk. Ik probeer de cliënt en diens problematiek altijd in de context te zien. Waar komt het gedrag vandaan? De mens is namelijk meer dan zijn verslaving alleen."
Nieuwe energie
In de casus waar Kim tijdens de minor aan werkte, bereikte ze een doorbraak. In de kliniek waar ze op dat moment werkte, verbleef een jongeman van dertig jaar met autisme en een psychotische stoornis. Een passende vervolgplek werd niet voor hem gevonden, omdat hij vaak wegliep en drugs bleef gebruiken. De jongen wilde op den duur nergens meer aan meewerken, voelde zich niet gezien en gehoord en trok zich terug op zijn slaapkamer, ook tijdens het eten. "Het zorgde ervoor dat wij als team handelingsverlegen werden. Eigenlijk lag de behandeling stil. Dan moet je nieuwe prikkels en nieuwe energie zien te vinden om weer verder te kunnen. Want uiteindelijk wil iedereen een cliënt verder helpen."
De interventies waren tot dan toe vooral gericht op het niet meer weglopen, omdat dat een voorwaarde was voor het vinden van een nieuwe locatie. Dankzij de minor kwam Kim tot het inzicht om een andere insteek te nemen: het opbouwen van een vertrouwensrelatie. "De jongen had totaal geen vertrouwen meer in de hulpverlening omdat hij geen stap verder kwam en elke keer weer met nieuwe zorgmedewerkers te maken kreeg." Er werd een nieuwe start gemaakt. "We nodigden hem weer uit voor de gezamenlijk maaltijden en staken veel energie in het opnieuw leren kennen van deze jongen. Welke interesses uit het verleden kunnen we in het heden inzetten om iets te doorbreken? Dat heeft gewerkt. Door te onderzoeken en te analyseren krijg je meer en andere inzichten."
Probleemgedrag in onderwijs
Hoe belangrijk het is om in het onderwijs - voor voltijdstudenten vaak het voorstuk van hun carrière - al aandacht aan probleemgedrag te besteden, geeft docent Gerrieta Muis aan. "Opleidingen zijn vrij generalistisch, maar het werkveld vraagt steeds meer om specialistische kennis van zorgmedewerkers vanwege de toename van complexe zorg. We zien steeds meer mensen met een verstandelijke beperking met bijkomende problematiek, waardoor gedrag vaak onbegrepen wordt. Specialistische kennis is dan nodig, over communiceren met elkaar, over diagnostiek en beeldvorming, over sociaal-emotionele ontwikkelingen en hoe zich dat tot elkaar verhoudt. Daarmee is de minor ook een mooie verdiepingsslag voor professionals die al in de zorg werken."
Restauratiewerk
CCE-coördinator Martine Jansen vat het belang van het aandacht geven aan probleemgedrag binnen het onderwijs als volgt samen: "Het voorkomt restauratiewerk. Studenten gaan niet alleen met het probleemgedrag van een cliënt aan de slag; het gaat ook om de struggles die je tegenkomt: je krijgt de orthopedagoog niet te spreken, er komt geen toestemming om met iemand te praten, ergens gebeurt er iets in het proces waardoor de boel vertraagt. Het dealen met die omstandigheden is bijna net zo interessant als de inhoud zelf, want wij kunnen als hulpverleners wel vertellen dat je in de praktijk tegen hobbels aanloopt, maar het zelf ervaren heeft veel meerwaarde. En hoe ga je daarmee om? Wij willen dat zij handvatten krijgen om ook hiermee aan de slag te gaan."
De casusuitwerking is dus niet zomaar een opdracht voor school waarmee je punten behaalt, geven de docenten aan. "In het werkveld overheerst de waan van de dag. Hoe mooi is het dan dat je leert om in complexe situaties niet direct een stap harder te zetten en niet direct oplossingen te zoeken, maar achterover te leunen. Met name het vertragen is de winst: de cliënt en zijn context analyseren, ontdekkend kijken en grondig nadenken. Wat maakt nou dat die ander doet wat hij doet? En hoe mooi is het wanneer je goed kunt verwoorden wat je hebt ontdekt, zodat ook het team waarin je werkt het onbegrepen gedrag beter gaat begrijpen? Dán ben je van meerwaarde voor cliënten, verwanten en het team. Iemand gaat weer meetellen, en krijgt weer perspectief. Daar doe je het voor."
Tekst door: Ronella Bleijenburg
Dit artikel verscheen in december 2022 in het themanummer over 'Probleem ≠ gedrag' van SOZIO (jaargang 27 - nr. 4).