Voorfase aanpak zelfverwonding

Het doel van de voorfase is om de aanpak van zelfverwonding ‘in de steigers’ te zetten. De juiste voorbereiding biedt de grootst mogelijke kans van slagen. Daarbij gaat het om inhoudelijke vragen (Wat weten we en wat nog niet?) en procesmatige vragen (Welke stappen willen we wanneer zetten en met wie?).

Voorfase methodisch werkproces bij aanpak zelfverwonding

 

Stappen in voorfase aanpak zelfverwonding

De voorfase bestaat uit drie stappen:

  • Besluitvorming
  • Intake
  • Organisatie  

 

Stap 1: Besluitvorming rond cliënt met zelfverwondend gedrag

De voorfase start bij de conclusie van één of meer betrokkenen dat ‘het zo niet verder kan’, bijvoorbeeld omdat het zelfverwondend gedrag steeds ernstiger wordt. Vaak is de kwaliteit van bestaan van de betrokken persoon dan in het geding. Dat is de aanleiding voor zorgprofessionals en andere betrokkenen om met elkaar in gesprek te gaan. Drie afwegingen zijn belangrijk bij het besluit om zelfverwonding aan te pakken en een intensieve zoektocht te starten. Wat is er in het verleden al gedaan? Welke mogelijkheden zijn er om het anders aan te pakken? En is de organisatie in staat om deze intensieve aanpak te faciliteren?

‘Het besluit om aan de slag te gaan vraagt verbinding en verplichting.’

Stap 2: Intake zelfverwonding

Na het besluit om de zelfverwonding aan te pakken, volgt de intake. Deze stap bestaat uit:

  • het verzamelen van beschikbare informatie (waaronder de voorgeschiedenis); 
  • het scherp stellen van de ‘verklaringsvraag’ (waarom is sprake van zelfverwonding);  
  • het beschrijven van het (ervaren) probleem en het gedrag; het afstemmen van verwachtingen over de aanpak en de opbrengst.

Belangrijk is regievoering bij het proces, de voorwaarden en de onderlinge samenwerking. Deze rol kan het beste belegd worden bij een niet inhoudelijk betrokkene, zoals een manager.

Stap 3: Organisatie rond aanpak zelfverwonding

De laatste stap in de voorbereidende fase betreft het ‘neerzetten’ van de organisatie om de zelfverwonding aan te kunnen pakken. Belangrijk onderdeel hiervan is het vormen van een Diagnostisch Kernteam (DKT). Dit team bestaat in ieder geval uit een orthopedagoog of psycholoog, een arts verstandelijk gehandicapten (AVG) en een (neuro)psychiater of neuropsycholoog. In de praktijk is het soms lastig om een psychiater voor het DKT te vinden. Hoewel verre van ideaal, is het dan een optie om een psychiater alleen in de startfase te laten meedoen. Als duidelijk wordt dat geen sprake is van psychiatrische problematiek, kan de betrokkenheid van de psychiater worden beëindigd.

Verder is van belang om het intensieve proces te faciliteren en te zorgen voor secretariële ondersteuning, een zorgvuldige planning (van vergaderingen) en tijd voor het uitvoeren van de werkzaamheden.

Deze voorfase eindigt met het verzamelen en toesturen van de benodigde informatie (zie ook stap 2 Intake) als voorbereiding van de geplande eerste bijeenkomst.

'Komen tot samenwerken, samendoen en zoeken van ruimte’.