Dé aanpak of dé verklaring van zelfverwondend gedrag bestaat niet. Want ernstige en aanhoudende zelfverwonding is complex en afhankelijk van veel factoren. Dat vraagt om een intensieve zoektocht naar verklaringen en interventies. Onszelf neerleggen bij de gedachte dat zelfverwondend gedrag nu eenmaal bij de persoon hoort? Dat is geen optie. Succes verzekerd? Dat weten we pas als we de zoektocht met elkaar aangaan.
Handelen bij zelfverwonding gaat over het doorlopen van een aantal stappen van een methodisch proces en over het met elkaar samenwerken in dat proces. Dat is niet makkelijk. Want de machteloosheid en stress die betrokkenen in deze situatie ervaren, maken dat er vaak juist niet meer methodisch gewerkt wordt. Juist dán is methodisch werken belangrijk en hoeft het niet meer tijd te kosten.
Stappen in methodisch proces zelfverwonding
Handelen bij probleemgedag vraagt om een methodische aanpak. Om de juiste interventie te achterhalen is diagnostisch onderzoek nodig. En om vast te stellen of het inderdaad de juiste interventie was, is het van belang om op basis van resultaten terug te kijken. Evalueren of het goed is gegaan. In de afbeelding staat dit methodisch proces schematisch weergegeven.
Tegelijkertijd is de precieze invulling van de verschillende stappen in dit proces niet altijd op voorhand duidelijk. Daarom beschrijven we deze stappen inhoudelijk. Doorloop de verschillende stappen via het menu aan de rechterkant om te zien wat deze in de praktijk inhouden.
Samenwerken in proces rond zelfverwonding
Interdisciplinair samenwerken rond zelfverwonding
Veel factoren op verschillende gebieden spelen een rol bij zelfverwonding. Daarom is het belangrijk dat deskundigen op deze gebieden interdisciplinair samenwerken. Denk in de praktijk aan een team met minimaal een gedragsdeskundige, een arts voor mensen met een verstandelijke beperking en een psychiater die deskundig en ervaren is met deze mensen. Interdisciplinair betekent dat deze deskundigen over de grenzen van hun eigen vakgebied de casus met elkaar bespreken. Dit in tegenstelling tot multidisciplinair, waar deskundigen zich vooral vanuit hun eigen vakgebied op de casus richten. Juist bij zelfverwondend gedrag is het van belang om met elkaar de kennis en inzichten te integreren tot samenhangende verklaringen en hypotheses over het zelfverwondend gedrag. Dat resulteert in een idiografische theorie die inzicht geeft in het ontstaan en voortbestaan van zelfverwondend gedrag. Het gaat om een proces van weten per vakgebied naar gezamenlijk begrijpen.
Naast de drie genoemde disciplines zijn vaak ook andere disciplines in het proces betrokken. Denk aan begeleiders, therapeuten, ouders, verwanten. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen zij op verschillende manieren betrokken zijn in de verschillende fasen van het methodisch proces. Hun betrokkenheid heeft meerwaarde omdat zij de cliënt en zijn context vaak beter kennen dan anderen.
In dialoog over samenwerking bij zelfverwonding
Kenmerkend voor interdisciplinair werken, is dat iedereen gelijkwaardig is. Er is niet een ‘natuurlijke hoofdbehandelaar’ die de uiteindelijke keuzes maakt. Deze keuzes komen tot stand in dialoog, met inbreng van alle betrokkenen. Dus samen en mét elkaar, en niet na of naast elkaar.
In de verschillende fasen verschilt deze dialoog in hoe wordt samengewerkt en wie daarbij betrokken zijn. In het begin is het van belang dat alle puzzelstukjes op tafel komen die nodig zijn om de puzzel te leggen. Daarin zijn de gedragsdeskundige, de arts en de psychiater belangrijk. Andere betrokkenen kunnen hier ook aan bijdragen. Daarna wordt gezamenlijk bepaald welke interventies worden toegepast. Dit gebeurt opnieuw in dialoog met alle betrokkenen. Het gaat hier niet alleen om wat nodig is, maar ook om wat in de praktijk haalbaar is, bijvoorbeeld volgens begeleiders en ouders. Dat vraagt van alle betrokkenen om alles uit de kast te halen en gezamenlijk een bijdrage te leveren.
Organisatie van het samenwerkingsproces rond zelfverwonding
Wat is nodig om methodisch en interdisciplinair samen te werken en een dialoog te voeren? Dat vraagt om een optimale organisatie van het proces. Daarin zijn drie onderdelen belangrijk:
1. Diagnostisch Kernteam voor cliënt met zelfverwondend gedrag
De gedragskundige, arts voor verstandelijk gehandicapten (AVG) en psychiater vormen samen een Diagnostisch Kernteam (DKT). Deze deskundigen zijn opgeleid om de situatie rondom een persoon met zelfverwondend gedrag in kaart te brengen en te analyseren. Met elkaar vormen zij het kernteam, waarbij zij samenwerken met anderen.
2. Regie op samenwerkingsproces rond zelfverwonding
De intensieve samenwerking in dit proces vraagt om regie. Naast het organiseren en voorbereiden van de besprekingen is aandacht nodig voor de coördinatie tussen de verschillende disciplines. Denk aan het sturen en bewaken van de manier van interdisciplinair samenwerken. Er is geen vaste aangewezen persoon of discipline voor deze regiefunctie. Het ligt voor de hand dat de gedragsdeskundige deze rol vervult, vanwege zijn betrokkenheid bij de cliënt. Maar ook de manager kan deze functie vervullen.
3. Rol manager in samenwerking rond zelfverwonding
Afgezien van de mogelijke regiefunctie heeft de manager een belangrijke ondersteunende en faciliterende rol. Het proces van handelen bij zelfverwonding vraagt immers tijd, creativiteit en moed van alle betrokkenen. Ondersteuning én facilitering daarvan is onmisbaar.