Het model ‘Bewegen bij probleemgedrag’ geeft inzicht in organisatiedynamieken die kunnen spelen in vastlopende situaties rond cliënten met probleemgedrag. Maar hoe pas je dit model toe in de praktijk? CCE-coördinator Marjanke Eggink en CCE-consulent Arianne Uijl gebruiken ‘Bewegen bij probleemgedrag’ in supervisie- en intervisietrajecten met zorgprofessionals voor mensen met een verstandelijke beperking. “Je kunt gerichter een analyse maken en komt sneller tot de conclusie welke positie je zelf kunt innemen.”
Marjanke Eggink is naast CCE-coördinator ook supervisor. Van origine is ze orthopedagoog-generalist en GZ-psycholoog. Vanuit die rol geeft ze supervisie aan orthopedagoog-generalisten en GZ-psychologen in opleiding. Arianne Uijl is ook orthopedagoog-generalist en GZ-psycholoog. Ze werkt voor Stichting Philadelphia Zorg in vaste dienst, ook als supervisor en praktijkopleider voor orthopedagoog-generalisten. Als zelfstandige werkt ze onder andere als CCE-consulent.
Omdat er binnen supervisietrajecten ook aan brede beeldvorming moet worden gedaan, komt het model ‘Bewegen bij probleemgedrag’ goed van pas. “In de supervisie bespreek je een casus op ongeveer dezelfde manier als we dat bij CCE ook in consultaties doen”, vertelt Marjanke. “Individuen en de context beïnvloeden elkaar. De organisatiedynamieken uit ‘Bewegen bij probleemgedrag’ bieden handvatten om in kaart te brengen wat er binnen de organisatie speelt naast wat er met het individu persoonlijk aan de hand zou kunnen zijn. Ook biedt het handvatten voor de behandeling. Je kunt ermee aan de slag in de behandelteams om beweging te krijgen in vastlopende situaties.”
Je eigen rol in een stevige driehoek
“Het model helpt je om je eigen rol als orthopedagoog-generalist of GZ-psycholoog beter te kunnen bepalen en in te nemen en de analyse goed vanuit de context te kunnen maken”, zegt Arianne. “Heel vaak geeft een cliënt signalen af over wat er mis is met het systeem om hem heen. Als je die mist kom je niet tot de goede behandeling. Voorheen verzandde je snel in allerlei puzzelstukjes waarmee je iets zou kunnen doen. Nu de verschillende dynamieken duidelijk zijn uitgewerkt, kom je ook in een gesprek sneller tot de conclusie over welke positie je zelf moet innemen. Met wie ga je optrekken, wat ga je doen en wat ga je vooral ook niet doen?”
Want veel mensen voelen verantwoordelijkheid voor álles wat er om een cliënt gebeurt. Arianne: “Zeker wanneer je als orthopedagoog ergens werkt, is er het gevaar dat je op de stoel van de manager of de begeleider gaat zitten. Kwaliteit van leven van een cliënt proberen te verbeteren betekent ook dat je de structuren en dynamieken om hem heen ziet en daar indien nodig iets mee doet. De vraag is vervolgens: gaan jullie het zelf doen of zoeken jullie contact met anderen om dit te doorbreken? Een stevige driehoek neerzetten, doe je niet in je eentje. Daarin moet je samen optrekken.”
Verhelderende CCE-video's
Om supervisanten breder te leren kijken, laat Marjanke vaak de video zien over de visie van CCE op probleemgedrag. “Daarin wordt ook de interactie met de context mooi omschreven. Vervolgens laat ik de video zien waarin uitleg wordt gegeven over de organisatiedynamieken. Aan de hand van de factsheet ga ik verder in gesprek over hoe ze die organisatiedynamieken herkennen in de casus en hoe ze die mee willen nemen in hun integratieve beeld of hun visie op de cliënt of situatie. Vervolgens kijken we naar: wat betekent dat dan voor jouw rol als behandelaar en de andere disciplines? Maar je kunt het nog veel breder trekken. Je kunt vragen stellen over de organisatiedynamieken die er spelen. Waarin reageer jij sterker? In welke dynamieken voel je je comfortabeler? Welke dynamieken doen ook iets met jouw eigen emoties, stress of irritatie?”
De waarheidsdynamiek
Marjanke geeft voorbeelden van welke organisatiedynamieken zoal de revue passeren. “Als je in de gehandicapten- of jeugdzorg werkt met behandel- of begeleidingsteams heb je als behandelaar vaak een dubbele rol. Enerzijds geef je adviezen en kijk je naar de cliënt en hoe het team beter zou kunnen aansluiten op de behoeften van de cliënt. Anderzijds sta je als orthopedagoog of GZ-psycholoog soms een beetje buiten het team. Toch ben je ook onderdeel van het team en onderdeel van de dynamiek. Het is goed om te kijken naar: wat is nou mijn rol en positie in een bepaalde dynamiek en hoe zouden ik en het team daar uit kunnen stappen?”
Bij de waarheidsdynamiek is het idee dat verschillende mensen vanuit een verschillend perspectief kijken naar en vasthouden aan hun eigen waarheid. Marjanke: “Op het moment dat een arts of familielid daarin zit, kan dat irritatie of weerstand geven. Ook de supervisant kan daarin vastlopen. Daar kun je mooi op reflecteren. Stel dat de Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) zegt: ‘Er is sprake van een dementieel beeld of slaaptekort’ en jij denkt: volgens mij komt het vooral omdat de emotionele ontwikkeling zo laag is. In plaats van op je eigen stoel te blijven zitten en jouw visie als waarheid te blijven zien, kun je beter het gesprek aangaan met de AVG. Bedenk hoe je vanuit een gezamenlijke bril kunt kijken, iets zachter op de relatie kunt zijn, meer vanuit het standpunt van de ander kunt kijken of je af te vragen of er misschien meerdere factoren een rol spelen.”
De attributiedynamiek
In een andere supervisie kwam Marjanke de attributiedynamiek tegen. “Een supervisant uit de jeugdzorg was het beeld van een kind in kaart aan te brengen. Het behandelteam had heel erg de neiging om de oorzaak van het gedrag in het kind zelf te leggen; ‘hij past hier niet’, ‘hij moet hier weg’, ‘doordat hij zo doet, moet ik ook zo doen’. Daarin kwam de attributiedynamiek naar voren. Als je anders naar dat kind kunt kijken, kun je ook anders naar je eigen gedrag kijken, waardoor je een andere interactie kunt krijgen. Simpel voorbeeld: het kind was aan het schreeuwen, de begeleiders schreeuwen terug en geven daarna aan: ‘ja, maar hij is altijd aan het schreeuwen’. De supervisant heeft voorgesteld een aantal observaties te doen van situaties waarin ze konden zien dat als ze zelf anders handelden de jongen daardoor ook anders reageerde. Die succesverhalen hebben ze met elkaar gedeeld in rapportages.”
Tekst: Muriël Kleisterlee
Anderen meenemen in ‘Bewegen bij probleemgedrag’
Wat Marjanke en Arianne supervisanten altijd meegeven is dat de organisatiedynamieken en het model ‘Bewegen bij probleemgedrag’ vaak nog niet bekend zijn in de behandelteams waarin ze werken. “Als ze dat met een manager binnen een organisatie willen bespreken, is het handig om de achtergronden ervan te bespreken. Je moet het dus inbedden. Geef de ander de gelegenheid om zich in het model te verdiepen, zodat je dezelfde taal spreekt en met elkaar een plan van aanpak kunt maken.” Om anderen kennis te laten maken met het model, verwijzen Marjanke en Arianne vaak naar de Online wegwijzer ‘Bewegen bij probleemgedrag’, het (e-)boek of de factsheet.